Ik vind hun gekrijs afschuwelijk. Ik denk dat ze familie zijn van de duiven.
Ha, ha, dat kan bijna niet anders. Misschien, lang geleden.
Ja, en ze schijten ook alles vol. En dat eeuwige gekrijs. Ik hou daar niet van.
Nee en van duiven hou je ook niet.
Nee. Kom, we gaan naar beneden. Ik wil beter kijken. Misschien ligt de boot van Peter er.
Maar dat mag niet!
Och toe. Het deurtje is open. Kom.
Maar het is niet toegelaten. ‘Enkel voor boothouders,’ staat er.
Ik heb een boot.
Ja, maar die ligt hier niet.
Nu niet. Kom.
Wel een slim systeem hé, die pontons.
Ja. Simpel en goed.
Eb en vloed.
Ja.
Daar, weer, een massa meeuwen.
Het gekrijs. Zulke lelijke beesten.