Het licht zat goed. Blauw, blauwer, grijs, blauw, blauwer. Dat kon alleen hier. Blauw, nog blauwer. Ik ken al de benamingen van het blauwe niet. Ik nam een foto en nog een.
Er is niet te veel wind.
Nee.
Het licht is weg.
Ja.
Het licht is terug.
Ja.
Het is waar, wat je zei, van dat licht hier.
Ja. We moesten naar de Phare komen. We moeten altijd naar de Phare komen.
Word je die niet beu dan?
Nee. Het licht. We zijn geen fotografen maar je ziet het licht toch?
Ja. De vogeltjes zijn er niet.
Nee, die zijn er niet.
De rotsen zijn niet glad.
Nee.
Het is ideaal voor de hond, we hadden de hond moeten meebrengen.
Ja.
Het licht, de lucht, de wolken.
Ja.
Je wou komen.
Ja.
(Van Gatteville-Le-Phare tot Londerzeel, november 2015)