‘Mevrouw, excuus dat ik dit zo tegen u zeg, maar die klant die net weg is, zij is een serpent, verschrikkelijk. Ze denkt dat ik nog weet welk maar dat weet ik niet meer, wat ik wel weet is, dat ik zoals altijd, al dertig jaar lang, twee keer heb gemeten en dan pas gesneden en dan nog eens gecontroleerd, ik doe dat altijd, dat is een vaste gewoonte en ik heb me niet vergist, het was zoals ik het altijd doe en exact wat ze me gevraagd heeft. Zij heeft de maat opgegeven en zij heeft dus verkeerd gemeten en nu moet ik dat maar terugnemen, alsof het niks is, ze komt straks terug en ze denkt dat ik hier verniet sta en dat ik alles gratis krijg maar ik krijg niks gratis. En zeg nu zelf, wat moet ik daar nu mee, met zo’n stuk, ik krijg dat niet meer verkocht maar zij is hier een goede klant, vindt ze, en dat ze alles altijd bij mij koopt, maar zo’n goede klant ben ik liever kwijt dan rijk, ze moet niet meer komen, ik kan haar missen als kiespijn. Wat dat vandaag de dag is met de mensen, ik weet het niet, ze doen zo moeilijk en het is al moeilijk genoeg, ik was hier al om vijf uur, zo vroeg en waarom weet ik niet, in dit pokkeweer, er komt geen kat door behalve die ene, dat serpent, en ik ben al met verlies aan het werken. Beu ben ik het, kotsbeu, sorry dat ik dit zo maar tegen u zeg, ik ken u niet, maar het moet van mijn hart. En weet u dat mijn ex me plots nog honderdvijftigduizend euro afhandig wil maken? Alsof ik dat zo maar te nemen heb, ik heb dat geld niet, en mijn advocaat, die pluimde me en deed voor de rest niks, maar nu ligt die vent op zijn plaats, ze hebben hem vorige week begraven, het is hem gegund, hij was een dief. Ik weet echt niet wat dat met de mensen is, waar gaat dit naartoe, vorige week nog werd een collega, die van hier schuin over, betrapt met een plastic zakje en hij moest driehonderdtachtig euro boete betalen, driehonderdtachtig! Voor een plastic zakje! Dat kan toch niet! Denken die nu echt dat wij hier voor ons plezier staan, zo’n gure wind, dat wordt niks vandaag! U krijgt nog vijf euro van me, mag ik u die dweilen zo meegeven, kunt u ze wegsteken, want ik weet het echt niet meer, excuseer hoor mevrouw, dat ik me zo liet gaan, maar een mens moet zijn hart eens kunnen luchten, het is me echt te veel, excuseer hoor mevrouw, u zal wel denken ‘die zot’ maar u mocht het gerust weten, echt hoor mevrouw, dank u, sorry hoor mevrouw.’