Norah staart niet langer naar bokalen en augurken, maar naar kartonnen dozen en boeken. Ze moet inpakken. Dit boek in een doos, dat boek in een andere doos, drie boeken in een volgende. Norah moet de facturen erbij steken en ze moet kijken of alle gegevens kloppen.
“Pff, ik kan toch niet weten of een adres juist is?” zucht ze.
“Misschien vond ik de augurken leuker dan de boeken,” zegt ze.
“Die collega’s waren veel liever,” zegt ze. “Die waren altijd goedgezind en maakten grapjes. Die gooiden af en toe eens met een augurk. De mensen van de boeken gooien met niks want er is geen tijd om met boeken te gooien en daarbij, de boeken zouden stuk gaan en er zouden te veel klachten komen. Iedereen is dus erg braaf en werkt aan zijn lopende band. Soms vallen er zweetdruppels op de boeken of op de plastiek folie en dan moeten we de druppels afvegen want ons zweet mag niet in de dozen. Onze haren ook niet. We moeten zo van die vieze mutsjes dragen, net zoals bij de augurken. Bah. Ze lijken op haarnetjes en dan voel ik me tachtig. Ik hou niet van die haarnetjes.”