KING – OPEN

“Ze drinken weer koffie. Doen ze ooit iets anders dan koffie drinken?

Ze zeggen dat het winter is. Wat is dat, winter?

Ze zeggen dat ze geld nodig hebben. Wat is dat, geld?

Ze zeggen dat ze een grotere auto nodig hebben maar deze is perfect. Ik kan er goed in springen, ik heb genoeg plaats en ik kan goed kijken!

Er is weer een feestje. Ik kreeg al wat vleesjes maar ik wacht op dat been.

Ze leest een boek. Uren. Ik begrijp niet hoe ze dat kan.

Ze kijken televisie. Uren. Ik begrijp niet hoe ze dat kunnen.

Ik wil iedere dag wandelen.

Ik wil over de gracht springen. Ik begrijp niet waarom dat niet mag.

Ik wil iedere dag in mijn eentje wandelen. Ik begrijp niet waarom dat niet mag maar de poort staat open en ik ben NU weg.”

KING – DE RUSH

“Wat is dat toch, ze staan zo vroeg op, en dat iedere dag. Zien ze niet dat het nog donker is? En dan al dadelijk beginnen werken, terwijl het veel beter is om nog even te rusten en om het daglicht af te wachten? Vanwaar die haast, vanwaar die rush om iedere ochtend absoluut auto’s, autobussen en vrachtwagens te willen starten? Om met een slaapkop (zien of merken ze dat zelf niet?) aan de dag te willen beginnen, in plaats van de stilte van het laatste van de maan, en van de opkomende zon? – ”

KING – HET HONDENLEVEN

Wat denken ze wel? Ze blijven zo maar een ganse dag weg en dan komen ze onaangekondigd weer naar huis. Ze zetten me buiten, ze laten me binnen, buiten, ze vullen mijn bak met korrels en trekken de deur dicht en hier zit ik weer, alleen, buiten. Verdorie, het regent, dat weten ze toch? Waar zijn ze naartoe? Hoe lang blijven ze weg? En ik?

Ze zijn mijn wandeling vergeten. Echt. Ze hadden het te druk. Het is hier een aan- en afrijden geweest van vrachtwagens en ik geef toe dat ze echt geen tijd hadden. Maar mijn wandeling is belangrijk, ik moet van tijd tot tijd eens aan het gras langs de paden ruiken, dat weten ze toch?

Geeuw. Naar mijn wandeling kan ik al drie dagen fluiten. Ze liggen nu languit voor de televisie. Geeuw. Zucht.