“Annie zei dat er veel aanvragen zijn van serviceclubs.”
“Jef, wie is Annie en wat zijn serviceclubs?”
“Annie woont op het einde van de straat, in een van de alleenstaande woningen, ken je haar? Ze heeft lange, donkerblonde haren en draagt een bril.”
“Nee, zegt me niks. Maar wat zijn die serviceclubs?”
“Ik weet het niet goed, Nikki. Ik denk een soort clubs van zakenmensen en ze praten over geld en over sponsoring van goede doelen.”
“Goede doelen?”
“Ja, ze steunen sociale projecten en Annie zei dat er veel aanvragen zijn en zo stellen de serviceclubs zichzelf dan in een Belangrijk Daglicht en voelen de leden van die clubs zich beter omdat ze denken en kunnen voortvertellen dat ze anderen helpen.”
“Helpen?”
“Ja Nikki, met geld. En dan komt dat op hun website en dan noemen ze zichzelf goed.”
“Ja maar Jef, dat is toch echt goed? Dat geld komt toch van pas?”
“Ja.”
“Het gaat toch naar daklozen bijvoorbeeld, of naar kinderen?”
“Ja.”
“Daar is toch niks mis mee?”
“Nee.”
“Wat is er dan, Jef?”
“Het is gewoon reclame.”
“Reclame?”
“Ja, voor zichzelf, en voor hoe goed ze zijn. Want goed zijn en cheques uitschrijven of geld overmaken, dat is in de mode.”
“Maar die mensen en die clubs willen toch gewoon helpen, Jef?”
“Ja.”