‘Maar ik heb je zo veel gegeven! Al die kleren! Schoenen! Twee museumabonnementen! Dat mooie kastje! Die prachtige mantel! Onze reizen, onze citytrips! Besef jij wel hoeveel dat allemaal gekost heeft?’
Inge huilde. Hij kon dat niet zien, en ze was niet van plan om er iets van te laten merken. Ze slikte de tranen weg.
‘Nu zeg je niks meer he, meiske! Wie denk je wel dat je bent! Je hebt van me geprofiteerd! Ik heb zo veel in jou geïnvesteerd!’
Inge kon terug gewoon praten.
‘Geïnvesteerd?’ vroeg ze.
‘Ja, je hebt me goed verstaan! Geïnvesteerd! En wat heeft het me opgebracht? Niks. Nul komma nul nul procent! Ik lijd zelfs verlies! Al die geschenken! En die nieuwe telefoon! Wat zei ik? Dik verlies lijd ik! Ik wou dat ik je nooit gekend had! Jij was een domme investering!’
‘Zo had ik het nog niet bekeken,’ piepte Inge.
‘Nee, zo slim ben je niet hé, kieke. Daar had je niet over nagedacht hé! Maar ik wel! Dik verlies, ja.’
Inge hield haar telefoon nu wat steviger vast. ‘Een snijplank zou beter geweest zijn,’ zei ze.
‘Wàt zeg je?’
‘Een snijplank.’ Ze articuleerde zorgvuldig.
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Inge hoorde zijn ademhaling, maar hij zei niks.
‘Zo’n houten,’ zei ze. Ze hikte. Ze moest lachen en huilen tegelijkertijd, en dat leek op een grote hik.
‘Wàt zeg je?’ vroeg hij nog eens.
‘Zo’n grote mooie,’ zei ze. ‘Ze bestaan nu ook in bamboe. Ik denk dat ze vijftig euro kosten. Ze verkopen ze overal. Vijftig euro. Ik zag er een die over het aanrecht past. Dat zou een goeie investering zijn,’ zei ze. ‘Dan kun je groenten snijden.’ Inge was bang dat hij de lach in haar stem zou horen of dat ze niet meer zou kunnen stoppen met lachen. Ze hoorde niks aan de andere kant van de lijn.
‘Dàg Fred,’ zei ze.