Om de vijftien seconden klinkt een luide gong. Waarom dat zo is weet ik niet. Onmogelijk om aan dat kabaal te ontsnappen. Boinnnnnnng. Om de vijftien seconden.
Ondertussen hoor ik delen van een conversatie tussen twee lotgenoten Boinnnnnnng die zich in de andere hoek van de kamer bevinden. Zij staan vlakbij de enige deur. Als ze plots zouden willen vertrekken, dan lijkt de nabijheid van die deur een voordeel. De deur is op slot, maar toch.
Ik doe alsof ik hen niet zie of hoor, bestudeer nauwgezet Boinnnnnnng eerst mijn vingernagels, dan de poriën van de huid van mijn onderarmen, dan weer mijn vingernagels. Ik overweeg om, iedere keer de gong klinkt, een streep op de muur te trekken, vijf, tien, vijftien, honderd, duizend. Boinnnnnnng.
Juist, ik wou over hun conversatie vertellen.
De ene kamergenoot zei net tegen de andere dat hij iets gekocht heeft. Ik kon niet verstaan wat.
‘Duizend gouden munten voor drie minuten, en die drie minuten zijn niet eens loepzuiver, er zit Boinnnnnnng zoemen in.’
‘Hoezo, zoemen?’ vraagt de andere.
‘Ja. Het is nooit drie minuten lang helemaal niks. Om de prijs te drukken moest ik de zoom-optie aanvinken. Anders kan ik het niet betalen. En een enkele Boinnnnnnng niet lang genoeg. Drie minuten, volledig zonder gong. Dan neem ik dat zoemen er met plezier bij.’
‘Ja, maar zo is het geen totaal-ervaring,’ vindt de andere. ‘Het zou toch totaal moeten zijn. To-taal, he-le-maal niks. Door dat zoemen is het Boinnnnnnng geld. Je zal misschien met hoofdpijn terugkomen.’
‘Dat risico neem ik. Ik moet. Ik moet hier weg, alles moet even weg, ik wil me gedurende drie minuten afsluiten, dat kan nergens, door die gong, ik hou het niet Boinnnnnng.