‘Kijk, een ganse rij minimini-geluksklavertjes, je moet echt goed kijken zo klein zijn ze. Wacht ik zal even een eerste strook gras opzij houden, kun je ze nu zien? Misschien moet je wat dieper bukken, echt diep, met je neus bijna tegen de grond.’
Dit was ik niet.
Ik bedoel, ik heb dit niet gezegd, ik heb dit niet geschreven. Ik heb de letters en woorden getypt, ja, maar geschreven? Nee. Ik kon enkel luisteren en kijken en glimlachen met de toch wel onnozele idee van de klavertjes vier.
Of ik die minimini-geluksklavertjes dan gezien heb?
Tja.
Wat zij, die andere, zei of schreef, dat was niet tegen mij. Ik heb mij niet gebukt en heb niet met mijn neus tegen de grond zitten turen in de hoop ze te vinden.
Mogelijk heb ik de klavertjes gezien, maar misschien zag ik ze niet, want was ik daar? Wie zal het zeggen?
Wat mooi…
dank je Heidi. Ik heb er wat in geschrapt.