(Centraal in de droom: een grote ruiker bloemen in een hoge doorzichtige vaas)
Ze stak de spade in de grond.
‘Wat doe je?’ vroeg hij.
‘Die moeten eruit.’
‘Maar waarom?’
‘Ik vind dat paarse niet mooi.’
‘Oei, dat wordt moeilijk, die wortelen veel te diep.’
‘Wat weet jij daar nu van? En daarbij, dat paarse moet weg!’
‘Wat wil je dan in de plaats?’
‘Wit.’
‘Wit? Ben je zeker?’
‘Ja, ik wil enkel nog wit, wit hier, wit ginder, wit overal, het gele van februari moet er ook uit, en het dieprode van de zomer ook. Ik vervang alles door wit.’