En oud zijn zij
en hun leven bijna
(een geur van kersen en van appelsienen)
nog een stuiptrekking hier en
een stuiptrekking daar
(met een zweem van kaneel)
en een toch nog niet laatste poging en
nog een
(en een blik op de jeugd)
en een snakken naar adem –
de longen, vermoeid,
de ogen, een waas,
de lippen, droog,
de huid en de haren
Of leven nog leven is, vraagt de ene
De energie van de jeugd, antwoordt de andere
Misschien moeten we zelf, vraagt de ene
Gij ouwe zot, zegt de andere
Ja, gij ook, zegt de ene
(een geur van nog warme rijstpap
met een zachte zweem van kaneel)
(Langs Gombrowicz, langs Goethe, 2012-2019/2020)