Hij graaft en graaft en graaft en graaft en graaft, graaft en graaft nog dieper, en graaft en graaft
(‘Ai, weer een betonlaag, verdorie, en wat zal het straks weeral zijn?’)
En hij neemt zijn drilboor en drilt en drilt, drilt, drilt en drilt en graaft, graaft, graaft en graaft
(‘Ik word er gek van,’ zegt hij. ‘Ik vind het einde niet, ik moet en ik zal, ik wil dat echt vinden, liefst dit jaar nog, drives me mad maar ik moet en ik moet.’)
En graaft en graaft en drilt en drilt
(‘Ai, een rotslaag, verdorie, weer een, ik moet erdoor, weer eens.’)
En doet voort, eeuwig.