De a zegt dat ze a is maar wordt plots een worm en lacht.
De b roept dat ze de enige echte b is maar ze keert ons de rug toe en kleedt zich uit.
De c strooit wat zand in onze ogen.
De d zegt dat we zoals zijzelf moeten doen alsof we het beter weten.
De e knipoogt.
De f is eerlijk en zegt dat ze altijd een masker draagt.
De g doet alsof ze ons niet gehoord heeft.
De h is de beste verkoopster.
De i zegt ‘nee, dat ben ik.’
De j vraagt of er gecontroleerd wordt aan de grensovergang.
De k is een luchtbel.
De l heeft de cijfers gemanipuleerd maar zou rood moeten zijn.
De m zegt dat ze zich niet fit genoeg voelt, nooit.
De n werd een slang, ik heb het zelf gezien.
De o is geen o maar een valse nul.
De p sluit de ogen en denkt dat wij niet weten dat zij ons nog kan zien.
De q verstopt zich de hele tijd achter de kast.
De r liegt en beseft niet dat ze zwart ziet.
De s is een valstrik.
De t een beerput.
De u een valse wand.
De v verstopt haar gezicht achter haar donkere manen.
De w houdt zich altijd op de vlakte en waait mee met eender welke wind.
De x doet alsof ze het noorden kwijt is maar weet altijd alles beter.
De y idem want zij gooide haar kompas in de vaart.
De z is een labyrint zonder uitgang.