‘Maar hij heeft het beloofd,’ zei ze. ‘Kijk, hij heeft het me zelfs geschreven!’
Ze zocht in haar handtas, vond de prop die ze zocht, streek ze min of meer glad en wuifde ermee voor mijn ogen.
‘Beloofd, beloofd, beloofd!’ benadrukte ze.
Ik wendde het hoofd af.
‘Anita, het zijn mijn zaken niet,’ vond ik.
‘Maar jawel, jij kent me zo goed, hier, lees het!’ probeerde ze.
Mijn telefoon ging. Ik draaide me van haar weg om het gesprek aan te nemen. Ze stond ondertussen ver genoeg van me af en kon niet zien wie er belde.
‘Ja, natuurlijk. Ik ben er over een kwartier,’ zei ik. Ik klapte mijn telefoon dicht en nam mijn autosleutels van de tafel.
‘Iets bijzonders?’ vroeg Anita nog.
‘Nee, maar ik moet vertrekken,’ zei ik.
‘Hij heeft het me echt beloofd,’ zei ze.