KAMER 202

MUNCH SCHREINER
‘Le professeur K.E. Schreiner, qui s’efforçait de guérir Munch de sa névrose et de ses insomnies, trouva en lui un patient extrêmement récalcitrant qui craignait de perdre son élan créateur – témoin un autoportrait, un dessin dans la tradition de la « Leçon d’anatomie », où il se représente allongé sur une table de dissection, la poitrine béante, face au docteur Schreiner. Sa force morale est évidente ici : qui, osant regarder la réalité en face, a le courage, en outre, de la représenter aussi crûment ?’
Tektst + afb.: Blz. 94-95 in J.P. Hodin, ‘Edvard Munch’, Traduit de l’anglais par Catherine Cheval.

. Geef me mijn pantoffels.
. Geef me mijn krant.
. Roep de verpleegster.
. Haal de dokter.
. Zet die bloemen ergens anders.
. Breng dat flesje mee.
. Doe niet zo stom.
. Zwijg.
. Ik weet het beter.
. Ik weet het beter dan iedereen.
. Ik zal het toch wel weten, zeker?
. Hier, steek dat weg.
. Kom om zeven uur terug.
. Hoezo, dat gaat niet?
. Dat moet.
. Help me.
. Ik slaap niet ’s nachts.
. Breng die pillen mee.
. Je moet.
. Help me.
. Zwijg.
. Waar is mijn krant?
. Je kent er niks van.
. Ik zal jou eens wat vertellen.
. Verdomme.
. Klote.
. Help me.
. Zwijg.
. Help me.
. Zwijg.
. Help me.

 

VROUWEN VISSEN

1882 Birch Trees in the Autumn oil on cardboard 39 x 31 cm Private Collection
Edvard Munch, 1882 Birch Trees in the Autumn oil on cardboard 39 x 31 cm Private Collection
Via Google maar ook via PoulWebb.

Ze ging naar buiten. Jan liep haar achterna.
Wat doe je? Waarom blijf je niet bij ons?
Omdat ik buiten wil zijn.
Waarom?
Voor de lucht. Voor het uitzicht.
Ja maar, het was net zo gezellig.
Ik wil buiten zijn. Kijk eens naar de bomen.
Bomen? Wat is er met de bomen?
Ze zijn mooi.
Het zijn gewoon maar bomen hoor.
Ja, en ze zijn mooi. Ik ga maar ’s wandelen. Ik wil de toer van de vijver nog eens doen.
Maar het is koud en straks is het donker!
Ja, en dan?
Ik ga niet mee.
Ik heb jou toch niks gevraagd?
Nee. Ik zeg het maar. Ik ga niet mee.
Pf. Ik wandel alleen. Ik dacht zo, misschien moet ik een keer per week gaan vissen, ook alleen.
Vissen? Jij? Vissen is niks voor vrouwen.
Wie zegt dat?
Iedereen. Mannen vissen, vrouwen niet.
Ah bon. En waarom vissen vrouwen niet?
Daarom niet. Die kunnen niet vissen. Die blijven thuis. Die zijn bang van wormen en van glibberige vissen. Die kunnen niet tegen de regen en tegen de wind.
Ik wel.
Blijf toch maar gewoon thuis.
Niks van.
Je bent een rare.
Een rare? Waarom? Omdat ik wil vissen?
Ja. En omdat je het gezelschap van de bomen verkiest.
Tja. Ik begin maar eens aan die wandeling.
Je meent het.
Yep. Dag.

EEN ENCYCLOPEDIE, TWEE

The_Scream
Der Schrei der Natur (The Scream of Nature) (Edvard Munch)

(merci Patrick R., Martin P. en Bob D.)

Ze zeggen ‘Het is allemaal normaal en ze schieten en ze doden en ze laten langzaam sterven.’

De deurbel.

Ze zeggen ‘Het blijft normaal en we hakken een vinger, een hand, een hoofd af.’

Nog eens, de deurbel.

Ze zeggen ‘Het moet want we moeten ja moéten onze man staan en we nemen onze geweren

Ik doe open.

en we maaien wat kinderen en wat volwassenen neer

Het is een verkoper.

en we nemen nog een vracht extra geweren en we maaien de bevolking

De man leurt met encyclopedieën.

of we verkrachten hen eerst en we beginnen met de mooiste meisjes

Ik zeg tegen de man ‘Meneer, het is 2016!’

en dan nemen we de oudere vrouwen, dan de jonge mannen en dan de oudere

De man antwoordt ‘Ja, mevrouw, en dan?’

en dan maken we gehakt van de kinderen, lekker vers en lekker jong

De man zegt ‘Ik moet ook mijn brood verdienen hé mevrouw en daarbij

en we zeggen dat de verkrachtingen en de gehaktmolens, dat zij moeten, moéten,

deze encyclopedieën zijn van alle tijden,

omdat de wereld toch al om zeep is en omdat we willen bewijzen dat wij beter en sterker zijn

kijk maar’, zegt ‘m.

en omdat we dat willen tonen door Uit te Hongeren en door te Verkrachten en door Neer te Maaien, zodat u goed weet dat wij De Grote Bazen zijn

‘Kijk maar naar de prenten in mijn dikke boeken,’ zegt ‘m.

en dat de hele wereld naar ons moet opkijken

Maar ik herhaal ‘Meneer, het is 2016

en dat ze naar onze pijpen zullen moeten dansen of dat wij moorden en zo voort en zo voort,’

en het internet is miljoenen keren groter dan al uw boeken samen, meneer.’

zeggen ze, brullen ze.

De man met de encyclopedieën huilt. ‘Ik heb vijf kinderen en ik heb geen werk en geen geld, mevrouw,’ zegt hij. ‘Ik wil dat mijn kinderen een goede opvoeding krijgen, dat zij studeren, dat zij een mooie plaats in onze wereld vinden.’
‘Maar meneer, een mooie plaats?’
‘Ja mevrouw,’ zegt hij.
‘Denkt u dat die mooie plaatsen blijven bestaan, meneer? Of dat er over tien jaar nog mooie plaatsen zullen bestaan, meneer?’
‘Ja, mevrouw.’
‘Gelooft u dat echt, meneer?’
‘Ja, mevrouw. Dat geloof ik echt. Ik geloof in het voortbestaan van mooie plaatsen.’
Ik koop een van zijn boeken. Geen ganse reeks; het internet is immers miljoenen keren groter dan al zijn boeken samen.
Hij bedankt me. ‘En over tien jaar kom ik terug,’ zegt hij. ‘Met foto’s.’

[sic], [sic] en [sic]