In dat andere magazijn konden ze ook weer geen vrouwen uitstaan en vanaf dag 1 werd ik gepest en tegengewerkt door de mannelijke collega’s. Een keer pikten ze zelfs de sleutel van mijn reachtruck.
Ik was wel een en ander gewoon en negeerde hun stomme gedrag, maar plezant was anders.
De ploegbaas riep me en vroeg wat er aan de hand was.
“Niks,” zei ik. Ik vertikte het om iets te zeggen en ik zou mijn mannetje wel staan.
Ik deed mijn job zoals van me verwacht werd. Ik stapelde tussen de vijftig en zestig rijen per dag. ’s Middags reed ik telkens over huis om even aan de vijandigheid te kunnen ontsnappen.
“Jouw resultaten zijn goed,” zei de baas na twee weken.
“Ja, dat weet ik,” antwoordde ik.
“Zullen we iets gaan drinken? Morgenavond?” vroeg hij.
Ik bedankte. Ik kende het scenario. Het was altijd en overal hetzelfde. Ik belde naar het interimkantoor en vroeg om uit te kijken naar een andere job.
“Waarom?” vroeg de bediende.
“Daarom,” zei ik.