Weet je wat ze deden en doen? Ze bedierven en bederven de schoonheid. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, brachten ze lagen schimmel aan, soms tot vier lagen dik.
Zonder verpinken.
En ze zeggen dat dat normaal is. En ze zeggen dat dat het beste is. Ze zeggen dat er geen andere manier is.
Nu zitten wij hier, met al die schimmellagen.
Ik probeerde azijn, ik probeerde schuurmiddelen, ik probeerde bleekwater. Ik mengde azijn met citroen en met nog vanalles anders.
Niks hielp.
Ik kreeg de schimmel grotendeels weg, maar nooit helemaal. En zie, hij groeit en komt terug.
Ik schreef een brief.
Na anderhalve maand kreeg ik een antwoord. Daarin herhaalden ze wat ze tegen iedereen zeggen: dat de schimmel normaal is, dat hij niet schadelijk is, dat ik me geen zorgen hoef te maken en dat zij alles zelf goed in de gaten houden.
‘Geen zorgen,’ zegden ze.
Geen zorgen?
Ik wacht nu.
Tot de lente met haar nieuwe knoppen en bloemen. Tot de zomer met zijn hogere temperaturen.
Ik hoop dat de zomer en de zon de schimmels verjagen. Dat zij hen doodmaken, verbranden of verstikken. Dat de schimmels vanzelf doodgaan en dat de plaatsen waar zij groeiden terug bedekt worden. Met schoonheid.
Ik wacht. En ik hoop.
(ill.: Bram Brioen, voor Merel en Mus, reeks ‘De Berg’)