Vorige keer schrok ik.
‘Ja, ik weet het, ik ben gevallen, mijn gezicht ziet er niet uit, het is geabimeerd’ zei ze.
Ik moest lachen.
‘Dat is een oud woord,’ antwoordde ik.
‘Ja, het is wat het is,’ zei ze.
Haar gezicht was nu helemaal genezen.
‘Let op dat je niet valt,’ zei ik.
‘Neenee, ik blijf rechtop, en daarbij, ik word oud, vallen is niet goed voor mij, ik kan een heup breken, of nooit meer kunnen lopen, dan moet ik rollen,’ grapte ze.
‘Het is niet grappig,’ zei ik.
‘Jawel, jawel, kijk maar, ik kan goed lachen en ik heb al mijn tanden nog en niet veel rimpels’ zei ze.
Ze bukte zich, raapte een handvol kiezelsteentjes op en gooide die een voor een in de gracht.
‘Binnenkort kan ik terug zwemmen en kilometers stappen, een mens moet bezig blijven, veel bewegen, spieren kweken en onderhouden en niet vallen,’ zei ze.
Ze nam nog een handvol kiezelsteentjes en gooide, een voor een, een voor een