En zij is arm. Arm, arm, arm en haar zoon moet naar school en zijn schoenen vallen uiteen
en het is nog geen winter en ze heeft niet eens
en de gasmeter tikt en de elektriciteitsmeter tikt en alles kost geld en kost geld en de achterband van haar fiets
en de gasmeter tikt en de elektriciteitsmeter tikt en alles kost geld en kost geld en de achterband van haar fiets
en ze moet dit en ze moet dat en ze heeft nog wat geld tegoed en haar loon zal pas
want ze werkt en ze werkt maar het is nog te nieuw en ze weet nog niet goed en het eerste geld is nog niet
en zijn schoenen. En zijn jas. En een sjaal.
Er zit een dikke krop in haar keel en ze probeert een extra job maar de tijd voor haar zoon
en ze bijt zich erdoor en erdoor, telkens weer, dag na dag, dag na dag, dag na dag, dag na
en ze slikt, maar die krop in de keel, dag na dag, dag na dag, dag na dag, dag na
en ze slikt, maar die krop in de keel, dag na dag, dag na dag, dag na dag, dag na