en dit leven, zo vol van warme zonnen, heldere manen, sterren.
(de bommen, de doden)
en van veel licht op het groene
(de bommen, de doden)
en van het speelse van mens en dier.
(de bommen, de doden)
Ja, dit leven, met zijn miljoenen verhalen, met de zachtheid van huiden, met ’s ochtends zijn koffie en, ’s avonds, veel warme dekens
(de bommen, de doden)
en het lachen van overal liefde?
(de bommen, de doden)
of het mag? Deze langdurende zachtheid, het eeuwige gloren, de volledige regenbogen?
(de bommen, de doden?)
de levende klanken, het gloednieuwe rode en groene, altijd, met echo’s en echo’s en wedergeboortes? De blauwe regen?
(de bommen, de doden?)
het lezen, de zinnen, het schrijven, de zinnen, de kerken en kathedralen van vlammende woorden, links en rechts, onder en boven?
(de bommen, de doden?)
Zou er een god zijn die kijkt en die weet? Die dit dirigeert? Overal?
(de bommen, de doden?)