‘Ik ben er,’ zei hij.
‘Nee, je bent er niet,’ zei zij.
‘Waar ben ik dan?’ vroeg hij.
‘Elders, ergens. Ik weet het niet, maar hier ben je niet,’ zei zij.
‘Oei,’ zei hij.
‘Het geeft niet,’ zei zij.
‘Jawel. Het moet. Hoe zal ik dan? Rechtdoor?’ vroeg hij.
‘Ja, ongeveer,’ antwoordde zij.
‘Of hier links?’ vroeg hij.
‘Goh ja, dat mag, misschien een beetje, maar je moet het zelf weten,’ zei zij.
‘Maar je kunt me toch zeggen of?’ vroeg hij.
‘Nee, dat kan ik niet,’ vond zij.
‘Misschien ben ik er nu?’ vroeg hij.
‘Nee, je bent er niet,’ zei zij.
‘Wanneer dan? En hoe?’ vroeg hij.
‘Dat weet ik niet,’ zei zij.