HET OOG
Het oog zet steeds stevige passen en baant zich een weg door het leven.
Het heeft een gouden naamplaat aan zijn voordeur.
Het heeft een grijs pak, een blinkende das en handgemaakte schoenen.
Het tuurt naar zijn carrière, het ziet een ladder, het verstevigt de ladder en zorgt dat de treden sterk genoeg zijn want “Ik groei in de lengte en in de breedte,” zegt het.
Dit oog kan kopstoten.
Dit oog kan opzijschuiven.
“Ze zijn als koeien,” zegt het.
“Ze zijn als schapen,” zegt het.
“Ze liggen languit in hun sofa, ‘s avonds, en ze kijken televisie,” zegt het.
“Maar Ik, Ik doe dat niet,” zegt het.
Het nipt van zijn cocktail.
Het netwerkt.
Het lacht witte tanden.
Het heeft een gouden bril.
De bril past bij zijn dasspeld.
“Dat is belangrijk,” zegt het.