Of toen die ene boom omverviel. De storm.
‘Ze zijn kaprijp, ik moet een kapvergunning aanvragen, ze moeten allemaal omgelegd worden, de sterkte is nu uit het bos, er moeten nieuwe komen, ook zij zullen groeien,’ zei hij. Het maakte hem zowel verdrietig als blij, en hij kon er uren blijven naar kijken, zelfs als er bezoek was, dan ging hij aan het raam staan, of buiten, en zei hij niks meer en keek hij naar de bomen.