We staan ’s ochtends op. We maken ons klaar en ontbijten. We poetsen onze tanden. We vertrekken naar het werk. We werken. We lunchen. We werken. We rijden naar huis. We eten soep met een boterham. We poetsen wat, we doen wat administratie, we lezen wat, we luisteren wat naar de radio en we kijken wat televisie. We gaan naar bed.
We staan ’s ochtends op. We maken ons klaar en ontbijten. We poetsen onze tanden. We vertrekken naar het werk. We werken. We lunchen. We werken. We rijden naar huis. We eten soep met een boterham. We poetsen wat, we doen wat administratie, we lezen wat, we luisteren wat naar de radio en we kijken wat televisie. We gaan naar bed.
We staan ’s ochtends op. We maken ons klaar en ontbijten. We poetsen onze tanden. We vertrekken naar het werk. We werken. We lunchen. We werken. We rijden naar huis. We eten soep met een boterham. We poetsen wat, we doen wat administratie, we lezen wat, we luisteren wat naar de radio en we kijken wat televisie. We gaan naar bed.
We staan ’s ochtends op. We maken ons klaar en ontbijten. We poetsen onze tanden. We vertrekken naar het werk. We werken. We lunchen. We werken. We rijden naar huis. We eten soep met een boterham. We poetsen wat, we doen wat administratie, we lezen wat, we luisteren wat naar de radio en we kijken wat televisie. We gaan naar bed.