“Zoals Magda die niet buiten mocht omdat haar man dacht dat ze hem bedroog, wat helemaal niet waar was, die gedachte was slechts vergif in zijn hoofd, een vergif dat iedere keer dat zij toch eens op stap wou groter werd, zo groot dat het alle ruimte in zijn hoofd innam zodat hij telkens meer en meer zijn klauwen uitsloeg om haar bij zich te houden, het maakte haar ongelukkig, ze wou alleen maar naar de stad met haar dochter of met een vriendin, ze wou shoppen, zei ze, met shoppen is toch niks verkeerd? Maar haar man zat nu eenmaal met dat grote vergif in zijn hoofd en hij zei dat ze thuis moest blijven en zij kon niet anders dan hem te gehoorzamen want anders zou de thuissituatie alleen maar slechter en zieker worden en wie weet wat hij dan allemaal zou doen, dus Magda nodigde haar dochter en haar vriendinnen thuis uit en ze ging niet shoppen, behalve met hemzelf en hij troonde dan naast haar, jij bent mijn koningin zei hij en dan mocht ze alles kopen wat haar hartje begeerde, zolang het maar niet te duur was natuurlijk, en niet te uitdagend want het moest toch zedig blijven?”
“Jef, wat vertel je nu allemaal, hoe weet je dat? Wie is die Magda?”
“Magda woonde hier in de straat.”
“Waar is ze nu, Jef?”
“Dat weet ik niet, vorig jaar verhuisde ze en ik zag haar niet meer.”
Afbeelding: Room in New York, 1932, Edward Hopper.
dd. 22/07/2013