“IK SLAAP IN DE SMALSTE GOOT”

“Ik slaap wel buiten, in de sneeuw.
“Ik slaap wel buiten, in de storm.
“Ik slaap wel buiten, in de hagel, onder de dikke laag smog, onder de nooit eerder geziene wolken van grijze, donkere as.

De man rechtte de rug. Hij duwde zijn schouders extra naar achter, zodat zijn hoofd automatisch een trotse houding aannam. Hij slikte, hernam en herhaalde wat hij net zei, nog luider. Hij dreunde voort, zonder dat hij de keel moest schrapen en alsof zijn stem alle bergen van de wereld kon ver-dragen.

“Ik slaap wel op het scherp van het mes
“Ik slaap wel in de snee van de schaar.
“Ik trotseer al de touwen, al de prikkeldraad, iedere bliksem, al de lava, de distels, de krokodillen
“Ik, ik trotseer alles. De hele wereld. Iedere grot, iedere laag, al de donkerste dagen en putten.

De man zocht een ladder, vond er een, gebruikte die om tot op het dak van het schuurtje te klimmen.

“Ik slaap in de smalste goot
“De volgende ochtend sta ik fris en monter op. Ik schud de dauw van mijn haren en lijf. Ik adem met volle teugen de lucht van de nieuwe dag. Ik gebruik de natuur, mijn adem en mijn kracht om te herrijzen.
“Ik hoef niet te strijden.
“Ik hoef niet te dreigen.
“Ik hoef niet te declameren.

De man nam zijn gitaar. Hij wachtte vier of vijf minuten. Hij rechtte de rug, duwde zijn schouders extra naar achter, zodat zijn hoofd automatisch een trotse houding aannam. Hij begon.

De man slaapt nu buiten, in de sneeuw.
De man slaapt buiten, in de storm.
De man slaapt buiten, onder de hagel, onder de smog, onder de nooit eerder geziene wolken van grijze en donkere as.
Hij strijdt niet.
Hij dreigt niet.
Hij declameert niet.