‘Je moet, Eliane,’ zei de verkoper.
‘Huh?’ vroeg ik.
‘Ja je moet en je moet vandààg,’ zei hij.
‘Huh?’ vroeg ik.
‘Het is een must. Je moet en je zal, Eliane. Want anders ontplof je,’ dreigde hij.
‘Huh?’ herhaalde ik.
‘Of je vliegt in brand. Of je verrot. Of je wordt gevierendeeld. De ergste pijnen zullen je overkomen!’
‘Huh!’ zei ik voor de zoveelste keer.
‘Echt! Ik meen het! Je moet! Je moet nu! Je moet uiterlijk over een uur. Je moet, je moét, je MOET.’
‘Huh!’ herhaalde ik. ‘Pardon?’ voegde ik eraan toe.
‘Ja. Nu. Je moet. Voor je klanten. Voor ons. Voor je màrktaandeel. Voor je cijfers en resultàten.’
‘Huh, huh?’ vroeg ik.
‘Je zal eeuwig branden!’ gilde hij.
‘Excuseer?’ vroeg ik.
Hij tierde nog wat voort. Brulde. Zijn gezicht kleurde rood, donkerpaars, en werd dan lijkbleek.
‘Nu!’ drong hij aan.
‘Sorry, ik moet niezen,’ zei ik.