(Lecture 12, History Painting after Two World Wars: Anselm Kiefer’s Die Ungeborenen)
Waarom weet ik niet, maar het doet mijn hart sneller slaan. Het moet aan het beeld liggen, aan dit ene beeld. Ik kan er amper naar kijken. Na minder dan een halve minuut moet ik mijn blik afwenden. Ik moet aan iets anders denken. Ik kijk naar buiten, rechtsboven, ik zie een merel voorbijvliegen, ik zie de toppen van de bomen. Ik hoor de eerste auto’s van de dag.
Ik keer toch terug naar het beeld.
Ik kijk.
Ik kijk.
Ik wend mijn blik af.
Ik kijk naar buiten.
Nog een auto.
De toppen van de bomen bewegen. Amper.
Grijs.
Helemaal links hoop op blauw, met drie vogels.
Ik keer nog eens terug naar het beeld op mijn scherm, maar enkel in gedachten, en ondertussen kijk ik naar de letters en woorden die hier voorbij glijden. Ik stop met typen, even. Mijn gedachten keren nog eens terug. Ik klik het beeld weer naar voren. Ik sluit mijn ogen en heropen. Blik weg, rechtsboven, toppen van bomen, hoop op blauw nog steeds links maar nu ook rechts. Millimeters.
‘Muziek?’ denk ik. Nee, geen muziek. Links, blauw. Het beeld, nogmaals. Adem. Dieper. Blauw, links. Rest grijs. Geen auto. Wel een auto. Ik klik het beeld terug naar boven. Kijken, wachten dat geen wachten is, kijken naar buiten, blauw, blauwer, beeld, geen beeld, auto, geen auto, terug, in het beeld, uit het beeld, buiten, rechtsboven, nog meer nu.
‘Secondenwerk van het blauwe,’ denk ik.