De man monsterde me van kop tot teen, liet zijn blik even op mijn versleten en in weken niet gepoetste schoenen rusten, keek me aan en vroeg:
“Ben je verstandig?”
Of ik verstandig was? Wat moest ik daar op antwoorden?
“Ik ben niet dom,” zei ik.
Hij staarde naar de middelste knoop van mijn hemd.
“Ja maar, ben je verstàndig?”
“Euh, ja, ik denk dat ik verstandig ben.”
“Je moet niet denken, je moet zijn. Je hoeft je niet te schamen en je mag je verstand etaleren. Wat weet jij?”
Ik wist alvast niet wat ik met deze man aan moest. Verwachtte hij een antwoord?
“Ik weet hoe oud ik ben,” probeerde ik, maar dat was natuurlijk niet wat hij bedoelde.
“Nee, wat wéét jij?”
“Ik ken de namen van bloemen en planten?”
“Ja, dat is een goed begin. En wat weet je nog? En hoe bewaar je jouw kennis? Draag je zorg voor jouw verstand? Of gooi je jouw hersenen te grabbel en prop je er dagelijks een massa te snelle beelden bij?”
“Te snelle beelden?” Ik wist niet wat hij bedoelde.
“Televisie. Computer.”
O, dat.
“Eum, ja, af en toe.”
“Dan ben je te nieuw.”
“Te nieuw?”
“Ja. Je bent te nieuw om goed en geschikt verstand te hebben. Hersenen moeten op de oude en traditionele manier bewaard worden. Anders kwijnen ze weg, of verstikken ze onder de snelheid. Je moet meermaals per dag even stilstaan, en je moet je niet laten afleiden door de snelle beelden, ook niet door de grote reclames. Heb je dat paneel met publiciteit voor het museum gezien? Hoe groot kan de tegenstelling zijn? Een modern en veel te lichtgevend bord met flitsende slogans en foto’s? En dat om mensen naar een museum te lokken?”
“Misschien moet de moderne mens met flitsende beelden overtuigd worden?” vroeg ik.
Maar hij hoorde me niet.
“Oververzadiging,” zei hij. “De wereld ontploft. Miljoenen soorten fluo. Overal valse regenbogen. Overal schreeuwerige kunst. Moet kunst niet stil zijn, zodat de mens er over kan nadenken? Moet muziek alles overstemmen, zoals zij nu doet? Zij is overal aanwezig! Het lawaai! Moet muziek luid, moeten kunstwerken immens zijn? De mens struikelt over de afmetingen en hij beseft het niet eens. En hij vergeet de hele tijd zijn veters te knopen! Wacht maar! Als hij van de trap afloopt zal hij op zijn donder gaan, en dan zal het bliksemen tot in de bovenste verdieping van de hoogste wolkenkrabber!”
Ik beaamde. Sterker nog; ik zei braaf “Ja meneer”.
“Ben jij er zo een?” Hij brieste. “Knik jij gehoorzaam als iemand zulke dingen zegt? Heb je zelf geen mening, dan?”
“Jja,” stamelde ik. Hij wuifde me weg.
“Verdwijn,” siste hij. Met de wijsvinger van een hand maakte hij een cirkelende en opstijgende beweging, vanuit zijn mond kwam een zoemend geluid.
“Je stijgt op,” zei hij.
Ik keek naar mijn versleten schoenen. Ik steeg niet op, ik stond waar ik stond.
“Nee hoor, ik blijf,” zei ik.
“Wacht maar,” zei hij. “Al dat kunstlicht en al die flitsende helikopterbeelden, al die dingen zullen jou tot op het dak van de wolkenkrabber brengen, en daar zal je ontwaken net voor je naar beneden stort.”
De man was gek.
“Maar ik ben verstàndig,” zei ik.
“Jaja,” zei hij. “Dat zal wel. Maar laat je hersenen niet rotten!” zei hij. “En poets je schoenen!”
Toen ik terug opkeek was hij bijna de hoek om. Ik zag nog de opwaartse beweging van zijn hand en dan niks meer.
Heerlijk, goed om de dag te beginnen, en de dingen te relativeren!
dank je Paul. Groeten!