“Een etentje.”
“Jef, wat zeg je? Je murmelt.”
“Een etentje, Nikki. Het was op een etentje.”
“Wat, Jef?”
“Ergens in Brussel. Het was warm in het restaurant. Het was er druk. Ik vluchtte naar buiten – er was een terras. En zicht op achterkanten van appartementsgebouwen. Vuilniszakken. Vergeten wasgoed. Een bal. Klimop. Muurbloemen.”
“Ja, Jef?”
“Tja, Nikki. Het uitzicht op de appartementen van al die mensen raakte me. Net alsof ik duizenden foto’s van achterkanten van levens zag. Vergeten achteraanzichten. Gespikkeld bruin en grijs en zwart en hier en daar een bal en een windvlieger, of een batmankostuum – de kleuren van de kinderen, ook zij zaten in die achteraanzichten.”