(terwijl ik naar adem snak)
ik doe de ganse dag niks anders dan naar de zwaluwen kijken; ze vliegen hoog, laag, rakelings langs de bomen en daken, vrolijk kwetterend en kijk, de eerste twee jongen zijn er ook al, ze oefenen hun vliegen, nog wat onbeholpen en ze zijn een plezier om te zien
(terwijl ik naar adem snak)
de boeren zijn volop aan het bemesten, en de loonwerkers, en de kinderen van. Ze werken van ’s ochtends tot ’s avonds, ook tijdens de weekends, doen ze ooit iets anders? Om van het koeien melken nog maar te zwijgen
(terwijl ik naar adem snak)
de zwaluwen, weer, nu is ook het derde jong uitgevlogen, ze maken er een spelletje van. Als ik doodga en daarna terugkom, dan zal dat als jonge zwaluw zijn, om dan later, later! de continenten!
(terwijl ik naar adem snak)
en het is avond nu, de zon schijn tot op het achterste dakraam, ze zakt, ze zakt, morgenochtend staat ze exact daar waar ik nu haar weerspiegeling zie, de schijn, de glans, het breken van het licht, het licht!
(terwijl ik naar adem snak)
en ginder, hoog, elders, daar ook! een vliegtuig, waar vliegt het naartoe, naar waar? Naar Mexico, naar IJsland, naar overal, maybe?
(terwijl ik naar adem snak, snak, wil, wil, ben, ben, vlieg, vlieg)