WEEFGETOUW. OF STOPNAALD

Ik weef licht en donker, zei hij.

Of wit en zwart.

Of vice versa.

Dat kan met de hulp van een haaknaald.
Of stopnaald.
Of breinaald.
Of mijn vingers.

Soms zit ik twaalf uur aan een stuk te weven. Heel soms zelfs vierentwintig uur.

Niet goed voor mijn rug, inderdaad.

Maar ik sta om het uur even op. Ik stretch. Ik ga een kop koffie of een glas water halen. Ik kijk naar de bomen. Adem. Doe weer voort.

Sommige van de stofrepen zijn glanzend. De andere zijn eerder dof. Het kan me niet schelen. Of toch wel. Ik hou meer van de glanzende. Omdat dáár het licht, zie je. Het buitenlicht. Als de zon schijnt.

Zwart, wit, zwart, wit, zwart, wit, zwart, wit

Urenlang, dagenlang, maandenlang, jaren

Donker, licht, donker, licht, donker, licht


En ja, ze komen kijken.

Ze stellen vragen.

‘Het licht,’ zeg ik dan.

Of

‘De nacht.’

Ondertussen doe ik voort. Voort. Voort

Het moet.

Zwart, wit, zwart, wit, zwart, wit, zwart, wit

Donker, licht, donker, licht, donker, licht


IMMER

Ik heb het u gezegd
Dat zwart zwart is
Donker donker
De nacht de nacht
En dat ze dienen om licht

Te belichten
Het zwart kan niet zonder
En het moet
En zal zijn
Immer

Dat het het liefste

Overschaduwd
En plots dan toch weer
Een flits
Een streep
Een sprankel

Dat licht op zwart
En licht op donker
En licht in de nacht

Een sprankel  

OF MET POTLOOD, OF MET HOUTSKOOL



Jaren geleden
wandelde meneer 4.8 helemaal van hier
tot in het centrum van Parijs.

Op iedere wegel, iedere bosweg
iedere hoek van iedere straat
maakte hij

een schets
een tekening
een schilderij.

Nu, zoveel jaar later
bladert hij
bladert hij

kijkt hij
ziet hij
alweer

en nog steeds

de wegels, de straten
de huizen, de mensen
de kleuren

de lucht

en het licht.

(Met dank aan Sabine!)

BLAUWIG

Ik vroeg het aan meneer Macharis.
Die zei dat Kalmte me zou Redden.
‘Jaja,’ zei ik en ik haalde anderhalve keer diep adem.
Even later viel mijn blik op de bomen en daar was het weer; die bijzondere kleur van het avondlicht.
Zo belandde ik bij Whitman en zijn Astronomer-gedicht.
Op slag was de Walt daar zelf om te benadrukken dat het geen gedicht is.
‘Het is een gedachte,’ zei hij. ‘Het zijn gewoon maar wat zinnen, een eenvoudige txt,’ zei hij.
Ik vond het tof dat hij het over ‘een txt’ had, net zoals ik vaak durf. Want afkorten, daar is lef voor nodig.
‘Het is als de olifant in de porseleinkast,’ zei ik.
Hij vond me grappig.
Ik vond hém grappig.
‘Gedicht gedacht,’ zei ik.
We lagen strijk.
‘Ik moet voortmaken,’ zei hij even later.
Ik richtte mijn blik dan maar weer op dat licht.

(Meneer Macharis was ondertussen vertrokken. Die komt en die gaat.)

HET (IN KLEUREN EN GEUREN)

HET vliegt en fladdert kriskras door de kamer.

HET verspreidt zijn geur en kleur echt overal.

HET wordt ineens! geraakt door het zonlicht.

De kleuren en geuren versterken! en HET geniet van de warmte.

HET blinkt van het vele licht.

HET is in zijn nopjes en blijft even stil hangen.

Even later:
HET vliegt en HET fladdert weer vrolijk en kriskras door de kamer.

HET verspreidt zijn sterkere geuren en kleuren echt overal.

DAT KLOPT ALS EEN BUS

Het klopt hoor.
Als een bus, zo’n bus van vroeger.
Het licht wordt lichter dus het stijgt. In deze mini-story (de vorige txt) wordt het licht, door lichter te worden en te stijgen, tegelijkertijd feller want meer geconcentreerd.
Yep.
Daardoor wordt het blauw blauwer en het groen groener. En de vogels laten zich welwillend meevoeren door de stijgende lichtheid van het licht.
De bomen zijn mee in het verhaal en groeien, groeien, worden nog sterker dan ze al waren, het zijn enorme en gezonde kolossen. Misschien zeggen ze [de bomen] tegen de mens: ‘Wij. Wij zijn belangrijk. Zie je onze grootte, onze sterkte?’
Misschien denken de bloemen hetzelfde en verspreiden zij zich massaal om te tonen dat ze de wereld aankunnen, dat ze alles kleur kunnen geven. Er zijn nu veel van die lelijke paarse viooltjes (ja, sorry, ik vind die lelijk) maar ook gele en voor de gelegenheid zelfs witte. Grootbloemige. Zelf zie ik liever de bosviooltjes maar ik heb het hier nu eenmaal niet voor het zeggen. De bloemen kiezen helemaal zelf.
Er zijn ook oranje gerbera’s en roze erysimums. Geen idee hoe ik ‘erysimums’ moest spellen, ik keek even op Google. Eerst niet, want ik was te lui. De namen zijn niet belangrijk, enkel de kleuren en de bloemen. En het licht en de lichtheid van het licht, en de bomen en vogels natuurlijk.

En dan de mens. Wat doet de mens? Wie is de mens? Waar is de mens? Op dit uur latere uur van de dag waarschijnlijk zit hij ofwel aan tafel (borden, glazen, bestek, dienschotels met allerlei) of languit in de sofa. Misschien leest hij. Leest hij? WTF doet hij?

(De uitdrukking is dus al zo’n anderhalve eeuw in gebruik‘)

DIEP, DIEPER

Licht, lichter.
Blauw, blauwer.
Groen, groener.

Vogels, hoger.
Bomen, groter. Stérker.
Bloemen, overal.

Mens.
Mensen.
Mensen.

NORMANDY

Ze zei Ik wil terug naar die kust, naar het spel van de golven met het zonlicht,
naar de kracht van de wind en de kleuren van de regenbogen in de opvliegende
druppels. Naar het gestage op en af en op en af van het water en van de wind.

Ze zei Ik mis de grootsheid, de energie, ik mis het kunnen zien van de pracht,
zelfs al kan ik het me met gesloten ogen voorstellen en volop voelen en horen.
Het blauwe, het diepe, het blauwe, het diepe, het verre, het echte.

Ze zei Het is enorm.
Ze zei Het water op de keien en de weelde van zon, zee, wind. Van de kleuren.

Ze zei Ja ik weet het dat luttele kilometers verderop de duizenden soldaten
begraven liggen. Hun kruisen. Ik weet het, ik weet het. Het witte. De bomen.
De pleinen. Het gras.

Maar daar? Die toren? Reikend naar wolken. Baken voor schepen en mensen.

Zijn oude vuur. Zijn licht in de nachten. Het wijze, de wijzer. In die krachtige
golven, in zonlicht en stormen en wind. Met zicht op oneindig, op zeeën en
velden, op tuinen en huizen. Op mensen.

LICHT OP LICHT

Het is het licht dat door het zwarte schijnt en beelden schénkt van zon en wolken, luchten, einders en van werelden met nog meer licht en vogels en van ménsen, van groener gras en hopen hoop, à volonté. 

Het is de donkerte die hier kan zeggen dat er licht en kleur in de nachten is, tot in de voor het blote oog onzichtbare oneindigheid,
tot diep, veel dieper nog in het heelal en in de mens, in iedereen.

Zo werd dit dan een ode aan het vele licht van onze zon en nog meer zonnen, hun schijnen op krioelende en o zo minuscule levens,
tot dat oneindige, het onbereikbare, tot in het diepste, verste en tot overal.

BIJNA ZWART

De nerven tekenen zich duidelijk

– ze zijn donkergroen, sommige bijna zwart.

Je ziet waar het sap stroomt, je ziet welke weg de nerven volgen, willen en zullen volgen

– en waarom.

‘Richting het licht en de lucht,’ denken ze, dénken ze want ze menen te weten dat dat licht en die lucht veel beter en groter en voller en blauwer zullen zijn

– zullen zijn. ‘Waarschijnlijk, het kan niet anders,’ zeggen ze.

Ze staan in groep, ze groeien in groep, ze bloeien in groep, voorlopig.

– ‘Zie je wel?’ zeggen ze.

Zoals de kamperfoelie

– deze met gele bloemen, en altijd felruikend.

De nerven tekenen zich duidelijk

– ze zijn donkergroen, bijna zwart.

Je ziet waar het sap stroomt, je ziet welke weg de nerven willen en moeten en immer zullen volgen,

– en waarom.

‘Richting het licht en de lucht,’ denken ze, dénken ze want ze menen te weten