Léon Spilliaert, Beukenstammen, 1945 (herh.)
Maar dan kijk ik je recht in de ogen en zeg ik
En jij antwoordt dat je me zal troosten maar ik antwoord op mijn beurt dat ik geen troost hoef en ik kijk je weer recht in de ogen
En jij houdt vol dat ik getroost moet worden maar ik zeg dat je er niets van begrepen hebt want
Maar je laat me weer niet uitpraten en herhaalt
En ik herhaal
Maar dan geef ik het op. Dit gesprek heeft geen zin. Ik keer je de rug toe en ik loop in de richting van die ene horizon
Je roept
Ik hoor het niet
Links het bos. Was ik geen boskind? Uren en uren, dagen en dagen, het pad naar beneden, het pad naar boven, dan het pad tussen de velden en rechts het andere, kleinere bos met de uitkijktoren. Ging ik tot op de top en keek ik over de heuvels? Misschien enkel in mijn verbeelding maar waar zou dan de herinnering vandaan komen, over het kleinere bos met de uitkijktoren?
Vandaag regent het. De geuren van het gras en van de bomen worden weggevaagd en de regen blijft alle aandacht opeisen, de druppels tekenen zich tot meer en meer
Tot de dag avond wordt, en nacht, en het water in de beken en riolen stijgt, het blijft
Ach.
Ach.
‘Zwart-wit (media) (Wikipedia):
‘Zwart-wit duidt in de beeldende kunst en grafische techniek op monochrome beelden die variëren in helderheid, niet in kleur. Zwart-witbeelden bestaan uit zwart, wit en tussenliggende grijstinten. Andere kleuren zoals sepia zijn mogelijk.’