IN DECENNIA

Hij mepte met de volle vuist op de tafel, ‘Nu moet het gedaan zijn!’.
Zijn dochter stond op en maakte aanstalten om naar haar kamer te gaan.
Hij brulde voort: ‘Hier blijven gij! Ga mij een pint halen!’
Ze bleef even stokstijf staan, draaide zich langzaam om en zei: ‘Als ge wilt drinken dan zult ge uw pint zelf moeten halen.’

Tien jaar later:
Ze ging er met de kinderen op bezoek. Het waren immers hun grootouders.
‘Ge moest eens weten wat ik allemaal over u weet,’ zei hij uitdagend.
Ze slikte. Riep de kinderen bij zich. ‘Kom schatten, we gaan naar huis, we komen volgende week terug. Geef oma en opa een knuffel.’
‘Ge moest eens weten wat ik allemaal over u weet,’ herhaalde hij. De toon was wat veranderd. Scherper.
Ze slikte weer en knoopte de mantel van een van de kinderen dicht. Misschien zocht ze naar adem? Naar een weerwoord? Ze zei zacht: ‘Gij weet vast veel meer over mij dan ik zelf weet. Kom, kinderen.’
‘Awel ja, trut, bol het maar af,’ snerpte hij.

Tien jaar later:
‘Mevrouw, uw vader heeft zichzelf met een schaar in de pols gesneden. Met opzet. Het is geen diepe wonde. Hij werd naar psychiatrie overgebracht. Na een poging tot zelfdoding is dat standaard, mevrouw. Kunt u hem wat makkelijk zittende kleding wegbrengen?’
De gangen van de instelling waren lang en koud. Ook de afdeling was verre van gezellig. Stille mensen, schuifelende mensen, weinig mensen. Haar vader lag in een verduisterde kamer, hief een arm op toen hij haar zag, zei niks, kon niks zeggen? Ze dropte de kleine reistas op een stoel. Een verpleegster kwam binnen, zei dat de kledij van pas kwam en dat hij nog geen woord had gezegd. Dat hij niet uit bed kon of wou. Dat hij daar gewoon maar lag.

Tien dagen later:
‘Mevrouw, we hebben uw vader naar het UZ laten brengen. Hij heeft een longontsteking. Het gaat niet goed met hem, mevrouw.’

Twee dagen later:
‘Mevrouw, uw vader heeft niet lang meer te leven. Het is beter dat u even komt.’
Ze belde het woonzorgcentrum, dat ze haar moeder zou komen halen, dat ze dringend naar het UZ moesten.

Twee uur later:
Het was druk op de baan.
‘Ge moest eens weten,’ bleef haar moeder mompelen. ‘En gij zat er altijd maar tussen en gij hield u sterk,’ zei ze.
‘Wat zeg je?’ vroeg de dochter.
‘Niks, dat hij op sterven ligt,’ zei de moeder.

Een uur later:
‘Hij is tien minuten geleden overleden, mevrouw.’
Haar moeder knikte, keek naar de dode, haar dode.
Terug in de auto zei ze: ‘Hij is dood. Voor altijd. Hij komt niet meer terug.’

2 gedachten over “IN DECENNIA”

Geef een reactie op FenomeLeen Reactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.