Waar had ik die lieslaarzen ook weer gezien? Gelukkig vond ik ze dadelijk, trok ze aan en ging terug.
Drek, drek en drek.
Letterlijk. Ik ploeterde me erdoor, de stank was niet te harden maar ik was al blij met de laarzen. Alhoewel, ‘blij’ is in deze context echt geen goed woord.
De viezigheid uit de riolen… Daar dreven er. En ginder ook nog. De vuiligheid kwam tot aan mijn dijen. Hoever zou ik zo nog moeten waden? Honderd meter? Een kilometer? Tot voorbij de grens van het dorp? Maar ik was vastberaden.
Uit een van de speakers klonk alweer een generaal-bericht. Dat we het foute nieuws niet moesten geloven. Dat zij gelijk hadden. Dat we de bewijzen overal konden zien.
Jaja! Ik barstte in lachen uit. Zie! De stront! Zie mij hier, in hun grootste bewijs!
Ik hield mijn handen veilig omhoog zodat ze niet vol met de drabbige vuiligheid kwamen te zitten.
De speakers dreunden voort. Dat het voor onze bestwil was, dat het leven duizend keer beter dan vroeger zou worden, dat de groene weiden en blauwe luchten
‘Jaja!’ dacht ik weer. Ik wou niet meer luisteren, vond deze vaalbruine expeditie een goeie training voor mijn beenspieren en mijn uithoudingsvermogen en begon luidkeels Dancing Queen van Abba te zingen.