Gisteren: een jonge, slanke duif. Een uur later: een oude, vette duif.
Vanochtend: een grote helikopter, ginds, ver voorbij de boerderij. Cirkelend, cirkelend. De A12, waarschijnlijk.
Vanochtend: ik laat onze Max niet loslopen. Dat is immers verboden. Ik laat hem wel wat werken en oefenen. Links, rechts, wachten, blijven, oké, ga maar, kom hier.
Vanochtend: een groene fleece, met kap.
Gisteren: Milan Kundera. Janáček. Ellipsen. Eenvoud.
Vanochtend: Zal ik blijven hangen bij Janáček, of niet? Piano nu: On an Overgrown Path. De titel!
Vanochtend: het keukenrolluik van HH was nog niet op. Hoe lang slapen mensen op zondag? K. was al wakker. Klaarwakker en helder.
‘Ik ga fietsen, en dan nog eens fietsen,’ zei ze.
Ik moest wat opzoeken. Kundera, Het boek van de lach en de vergetelheid. Wat wou ik weer opzoeken? Maar ik moet werken. Ik hou mijn notitie nog even opzij.
Vanochtend: David Van Reybrouck op de radio. Hij is denker. Hij heeft het over Trump en Poetin, over Oekraïne. Twee of drie kleine opsommingen, maar geen Netanyahu, geen Gaza. Elders mogelijk wel — ik denk aan H., de woede, de pijn.
De radio zei vanochtend: ‘Op de eerste zondag van de lente.’ Iets over beachcleaning. Een opruimclub. Iedereen naar buiten om te ruimen en te kuisen. Restanten van de toeristen van de voorbije weken en maanden. Hup hup naar buiten, het is droog en het is niet koud.
