HET IS DE SCHULD VAN AN OLAERTS

Het zit zo: Ik ging nog ‘s naar de gemeentelijke bibliotheek. Meestal weet ik op voorhand welk boek, of welke boeken, ik wil meenemen en dan loop ik recht naar de letter A als ik iets van Auster wil, of naar de M van Murakami. Of de S van Steinbeck.
Die ene dag niet.
Ik keek wat rond, stond bij de ‘koopjes van de dag’ – natuurlijk stond daar niet ‘koopjes van de dag’ maar iets anders, ik weet niet meer wat. Treffers? Of Beste Keuzes? Of Meest Populaire? –
Ik kende Olaerts‘ naam nog uit de blogwereld en ik denk dat ik eeuwen geleden af en toe ook iets van haar las. ‘Korte verhalen’ op de achterflap van het boek dat daar stond heeft me overtuigd; kort was goed. Ik was immers verkouden en had geen zin in de eindeloze woordenstromen. Te ziek was ik. Te moe.
Stukjes van An Olaerts dan maar.
Alledaags, vluchtig, snel, hier en daar zelfs grappig. De volgende avonden las ik telkens wel een of twee van haar verhalen.
Nee ik las het boek niet uit.
Meer dan de helft, denk ik, maar ik werd jammer genoeg zieker en las helemaal niks meer. De uitleentermijn was verstreken en om het me makkelijk te maken vroeg ik aan een dochter om het boek binnen te leveren. Dag An Olaerts.

Ziek, dus.
Geen boeken meer.
Niks kon me bekoren. Een half artikel in Humo, soms. That’s it. Echt niet normaal. Ik kwam zelfs niet meer in mijn werkkamer op de eerste verdieping. En ja, ik heb de grote luxe van een kamer voor mezelf. Door Bart eigenhandig voor mij gemaakt, bijeen getimmerd, geschilderd. Wit maar niet spierwit, petrolblauw maar geen vuile petrol. Gewoon mooi. Nu, gedurende een veel te lange periode, was mijn kamer onbereikbaar, de trap onoverkomelijk. Zes weken? Zeven? Twee maanden? Vanuit de woonkamer, door de vide en het gietijzeren raam naar mijn werkkamer zag ik een klein deel van mijn boeken. Dat uitzicht motiveerde me niet en ik kon het niet opbrengen om me in de richting van mijn anders zo geliefde werkkamer/boekenkamer naar omhoog te hijsen.

Vorige week nam ik me voor om ‘vanaf maandag’ iedere avond de zware tocht naar boven iedere avond terug aan te vangen. Nee, ik was niet helemaal genezen maar ik voelde me een stuk beter. En gisteren, maandag, hield ik voet bij stuk en deed ik de klim.
Ik gaf de planten water. Keek rond. Ging zitten. Startte de laptop maar zette hem dadelijk weer af.
Ik keek nog eens rond.
‘Wachten op Godot’, daar moest en wou ik in voortdoen. Ik nam het vast, deed het niet open en legde het opzij.
Wat lag er nog op mijn altijd veel te volle tafel?
Ik viste een ander niet al te dik boek vanonder de oude getrouwe Zomer van Pavese.
Kant en Wal # 1. Aanlegplaats met teksten en korte verhalen van verschillende bloggers. Het lag hier al een hele tijd onaangeroerd, waarom had ik het besteld, waarom zou ik de woorden van andere bloggers willen lezen?
‘Goh, misschien moet ik maar, het is in ieder geval met pauzes tussen de teksten,’ dacht ik.
Ik las het voorwoord van ene meneer Komkommer.
‘Oké,’ zei ik tegen meneer Komkommer, ‘ik zal wel lezen.’
En daar stond An Olaerts weer. Ik las haar, en ik las de volgende.

ZE ZEGGEN HET MOET MOOI ZIJN

Ze zeggen Het moet mooi zijn, als in –
blauwe zeeën, lief
en weidse velden, lief
of groener dan het groenste gras, ja lief
en meer nog, echt erg zacht, ja lief

Ze zeggen Het moet mooi zijn –
schitterend! perfect!
Zo worden niks-restanten van gebouwen ingekleurd
en menselijke drama’s en het vele bloed
….

Ze zeggen ja het MOET
Ze zeggen het MOET MOOI
of om te lachen, hoe klein ook
en dat het mooi en mooier moet, en lief en liever,
maar de kelen kroppen wel tot in de magen, zuur

En zo groeit donkerte nog donkerder en wordt ze
VOLLEN BAK doorspekt met koopjes-glitterstof.
Ze is nu echt wel lief-, blij-lijkend, ‘echt’ genoemd,
Ze zeggen immers Ja, het is en Ja, het moet.

SANCTIES (2/2)

AANGETEKENDE KENNISGEVING

Beste mevrouw X,
….
….
18 – Wij hebben u en uw bedrijf XXX volledig verwijderd uit onze databases.
….
26 – U dient zich onmiddellijk te melden op het Bureau van Verwijderde Individuen.
….
33 – Uw bedrijfsgebouwen en woonst worden verkocht. De inboedels worden geveild of vernietigd.
….
41 – Tegen deze sancties is geen beroep mogelijk.

Beslist en genotuleerd door het bestuur (of de afgevaardigden) van de HtBvhMGZHH

(sic, sic en sic)

SANCTIES (1/2)

AANGETEKENDE KENNISGEVING

Beste mevrouw X,
1 – Wij stelden vast dat u de volledige boekjaren 2019, 2020, 2021, 2022, 2023 van uw bedrijf XXX verwijderd heeft van het boekhoudplatform:
Aankoopdagboeken
Verkoopdagboeken
Bankboeken
Kasboeken
Klantenlijsten en historieken
Leverancierslijsten en historieken
en meer – zie bijlage.
Bovendien stelden wij vast dat u voor het lopende boekjaar 2024 tot nu toe geen enkele boeking deed.

2 – Wij stelden vast dat u al uw online bedrijfsaccounts verwijderde en dat u uw bedrijf XXX voor geen enkele professionele publiciteitscampagnes heeft aangemeld.

3 – Wij stelden vast dat u zelfs uw profiel bij uw hoofdleverancier verwijderde. Dat betekent dat u geen enkele van de TZAOT – de Ten Zeerste Aanbevolen Online Trainingen meer volgde of zal volgen.

4 – Dientengevolge concluderen wij dat u en uw bedrijf niet langer beantwoorden aan de Opgelegde Richtlijnen van het MGZHH – het Maatschappelijk Gedrag Zoals Het Hoort.

5 – Wij zien ons dus verplicht om u en uw bedrijf de nodige sancties op te leggen.

6 – Uitgebreide lijst van alle overtredingen in de bundel hierbij. Deze bundel telt 156 bladzijden en werd per 10 februari 2024 neergelegd op de griffie van de Handelsrechtbank ter Bescherming van het MGZHH

7 – De uitspraak en de details van de sancties van de HtBvhMGZHH volgt uiterlijk op 10 april 2024.

8 – In afwachting werden al uw persoonlijke en professionele financiële en boekhoudkundige rekeningen geblokkeerd. AANGETEKENDE KENNISGEVING – UITSPRAAK VAN DE HtBvhMGZHH – Handelsrechtbank ter Bescherming van het Maatschappelijk Gedrag Zoals Het Hoort.

(sic, sic en sic)

MOLLEN


‘Ja ik ben mollen aan het vangen,’ zei hij.
Hij had zijn getuig op het veld laten liggen.
‘Er zijn er veel, mollen, en wat moet een mens anders op een zondagmiddag?’ vroeg hij.
‘Wij rijden naar Brussel en we dachten, we doen eerst nog eens de toer van de veldbaan,’ zei Bart.
‘Ja, dat kun je doen. Ze is weer in slechte staat hé, tja, de gemeente. Ik hou me bezig. Mijn vrouw helpt op de boerderij en in het huis, de koeien en altijd vanalles, ja, en ik ben hier. Ze zullen de verhuis voor ons doen.’
‘Wie? Welke verhuis?’
‘Ja mijn zoon en zijn vrouw en kinderen. Een van de kleindochters neemt ons huis over, allez, ge snapt het wel hé, en wij gaan in dat kleine huisje aan de overkant van de baan wonen. Zij zullen renoveren en wij kunnen dan kleiner wonen. Wij hebben zo’n groot huis niet meer nodig, en daarbij, de oudste wou  dat, binnenkort word ik overgrootvader. En het is niet ver om te komen werken. Ze zullen grote verbouwingen doen en mijn zoon mag dan langs de andere kant van de boerderij een nieuw huis zetten, dat kan omdat het aan de boerderij paalt, ze hebben al een vergunning en zijn andere dochter kan dan in het oude huis op het erf en die zal dat ook wel verbouwen zeker? Ik begrijp het niet helemaal maar ik kan het me niet meer aantrekken. Ja, dag hé, want ik moet terug naar de mollen, ’t is ideaal nu, veel plezier in Brussel.’
We riepen een groet terug maar hij had zich al omgedraaid en slofte het veld op. Zijn arm ging nog even de hoogte in.

WACHTEN

Waar ben je?
In het dal.
Oei, ik wist zelfs niet dat hier een dal was. En wat doe je daar?
Wachten.
Wachten?
Ja, wachten.
Ja seg, ik bedoel waarop wacht je dan?
Tot ik kan klimmen.
Klimmen?
Er uit klimmen hé.
Maar klim dan toch gewoon!
Dat gaat niet.
Huh. En waarom niet?
Mijn spieren zijn verzwakt.
Aha. En hoe komt dat?
Ik was ziek.
Ziek?
ja, ziek. Niet zoals in ‘dood gaan,’ maar toch ziek. En nu moet ik eerst nog wat rusten en terug spieren kweken. En dan klim ik naar boven.
Begin er dan toch aan!
Nee, het is te vroeg. Hoor je me niet hoesten?
Heuh ja.. en dan?
En ik heb nog altijd hoofdpijn en ik ben moe.
Oké.
Dus ik wacht nog even. Ik wacht. En ik span mijn spieren al eens op. Meer niet.
Oké. Doe maar rustig.
Ja, dat doe ik.