ONBESTEMD

Met de vlakke hand gladstrijken?
Of met zo’n brede behangborstel?

Misschien verstoppen?
In die lange gang, in de laatste kamer?

Of in de parkeergarage in het centrum,
Op min drie, in de achterste hoek.

Het kan ook diep in het bos – het Haller?
Of hoog in de lucht, achter de laatste wolk van het zwerk.

Misschien –

Is het dan weg? Wordt het dan vergeten? Nooit meer gevoeld?
Voor altijd? Kan dat?

Het woord ‘zwerk’ heb ik honderd jaar geleden bij vriend en weerman Marc De Keyser opgeraapt.

HIJ BEWAARDE HET AL JAREN IN DE EIKENHOUTEN KAST

De tattoo op zijn voorhoofd zei ‘MEDIA’.
Hij hield de ogen gesloten en fluisterde: ‘Ik weet het. Het staat er. Ik kan dat niet meer veranderen. Maar wil jij iets voor me doen?’
‘Ja, natuurlijk,’ zei ik.
‘In de kamer hiernaast, in de oude eikenhouten kast, ligt een zijden laken. Een wit. Wil je dat halen?’
Ik vond het en legde het op het voeteneinde van zijn bed.
‘En heb je mijn armen en benen gezien? Zou je eens willen kijken?’ fluisterde hij met veel moeite.
Ik stroopte de mouwen en broekspijpen van zijn lichtblauwe pyjama zo ver mogelijk op.
Zijn ledematen stonden vol tattoos. Overal, in zwarte inkt las ik titels en namen van kranten, tijdschriften, televisiezenders, radioprogramma’s, blogplatformen, websites en zo voort.
Terwijl ik alles grondig bekeek hield hij de ogen gesloten. Had hij ze trouwens nog geopend sinds ik bij hem was?
Ik zei niks.
Hij zuchtte zacht.
‘Wil je nog iets voor me doen?’ vroeg hij, bijna onhoorbaar. Zonder mijn antwoord af te wachten vroeg hij me om het witte laken volledig over hem te draperen.
‘Helemaal. Mijn hoofd ook,’ mompelde hij. ‘Je moet dit voor me doen, je mag mijn mouwen en broekspijpen opgestroopt laten.’
Ik fronste, maar wist wat me te doen stond en meende zelfs te begrijpen waarom. Ik nam het laken en vouwde het deels open, legde het over zijn voeten en benen.
‘Hoger,’ fluisterde hij.
Toen het laken tot op zijn borstkas reikte, zei hij nog steeds fluisterend maar erg indringend: ‘Tot over mijn hoofd!’
Zijn ogen bleven de hele tijd gesloten.
Ik deed niks en wachtte.
Hij zei weer iets, maar ik kon hem niet verstaan en bracht een oor tot net boven zijn mond.
‘Ik wil volledig afgedekt worden. Het hoeft niet meer, ik hoef niks meer, ik wil niet meer. Ik wou dat ik weer was wie ik was maar dat kan niet,’ hoorde ik.
Ik vouwde het laatste stuk van het parelmoerwitzijden laken open, bleef nog even staan, verliet de kamer en trok de deur zacht achter me dicht.

(Deze tekst is verbonden met ‘Onwetenheid’ van Milan Kundera. Maar ook met het liedje ‘Seven Veils’ van Elbow. De inspiratie voor de details in de tekst heb ik van een B.V.)