NIJHOFF IN DE WOLKEN

Praten? Nee ik wil niet praten, ik wil alleen maar iets zeggen, iets vertellen misschien, maar praten wil ik niet.
Over Nijhoff, Martinus Nijhoff, ik kwam hem gisteren tegen, ‘ergens tussen de wolken’, meer uitleg hoeft daar niet bij.
Ja, Nijhoff, en hij zweefde.
Er waren nog andere namen, tussen die wolken, enkele ‘belangrijke’ namen zelfs, maar ‘belangrijk’ doet er niet toe, en aan het droppen van namen probeer ik me zo weinig mogelijk schuldig te maken.
Maar voor Nijhoff mag dat wel.
Ik zou trouwens eens moeten checken of hij op mijn honderd-lijst staat.
Bij deze.
Aangepast.

Er was ook het water.
Misschien moet ik de Schelde ook maar op mijn honderd-lijst zetten. De Schelde en de Oosterschelde. Die verdienen daar ook hun plaats.
Gedaan.
Er waren dus de wolken en de Schelde. Veel van het Scheldewater heb ik niet gezien, het was geen mooi weer en het begon zelfs te gieten. We dronken iets en hoorden enkel een RIB.
‘Amai, die mensen zullen nat worden,’ zei ik.
‘Ja, bonk, bonk,’ zei hij, doelend op de snelheid van de RIB, en op het gestage bonken ervan op het water.
Het stopte met regenen, het terras liep leeg want de mensen die er zaten moesten hun boot halen, die van halfzes, zegden ze, en dat ze wisten dat het tegen halfzes wel zou stoppen met regenen.

Nu, iets meer dan 12 uur later, kwamen de wolken, Nijhoff en de Schelde terug.
Ik zet ze hier.
Ze mogen hier staan.

Martinus Nijhoff, De wolken
(Via DBNL)
Ik droeg nog kleine kleeren, en ik lag
Lang-uit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven boven ons voorbij
En moeder vroeg wat ‘k in de wolken zag.

En ik riep: Scandinavië, en: eenden,
Daar gaat een dame, schapen met een herder –
De wond’ren werden woord en dreven verder,
Maar ‘k zag dat moeder met een glimlach weende.

Toen kwam de tijd dat ‘k niet naar boven keek,
Ofschoon de hemel vol van wolken hing,
Ik greep niet naar de vlucht van ’t vreemde ding
Dat met zijn schaduw langs mijn leven streek.

– Nu ligt mijn jongen naast mij in de heide
En wijst me wat hij in de wolken ziet,
Nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet
De verre wolken waarom moeder schreide –

VOORZICHTIG

‘Wat doe je?’
Ik ben voorzichtig.
‘Ja, maar, wat DOE je?’
Ik ben gewoon voorzichtig.
‘Ja, maar waarom?’
Goh. Ik zal je iets vertellen. Mijn nachtelijke droom in het kort.
‘Tja, ik hou niet van andermans dromen.’
Wees gerust. Ik ook niet. Heel kort. In deze droom werd alles plots donker. Ik bedoel pikkedonker. Pikzwart. Nergens een spoor van licht. Na een kwartier of zo zag ik ineens een paar flitsen geel, lichtgroen, donkerblauw. Een vrouw in de zaal slaakte een gil. De kleuren waren direct weer weg en ze kwamen niet meer terug. Dus vanaf nu ben ik voorzichtig.
‘Tja. Geeuw. Maf. En wat dan?’
Niks. Ik ben voorzichtig. Behoedzaam. Ik hoop. Ik wacht, ik kijk, ik hoop.

TIEN, IK WACHT

Tien, ik wacht.

Elf, ik wacht.

Twaalf, ik wacht.

Dertien, ik wacht.

Veertien, ik wacht.

‘Wat doe je?’

Ik wacht.

‘Ja, dat had ik al door. Maar waarop?’

Op niets.

‘Dat kan niet. Je wacht op een vriend, of op de autobus, of op iets anders, maar op niets? Dat kan niet.’

Vijftien, ik wacht.

Zestien, ik wacht.

‘Zeg, tel eens in stilte.’

Zeventien, ik wacht.

‘En het kan niet. Je kunt niet op niets wachten. Of zal er iets gebeuren?’

Achttien, ik wacht.

Negentien, ik wacht.

‘Hallo, hoor je me?’

Ja, ik hoor je. Twintig, ik wacht.

‘Negeer je me?’

Nee. Eenentwintig, ik wacht.

Tweeëntwintig, ik wacht.

Drieëntwintig, ik wacht.

‘Hallooo.’

Vierentwintig, ik wacht.

Een, ik wacht.

Twee, ik wacht.

‘Je bent gek. Ik ga slapen.’

Drie, ik wacht.

Vier, ik wacht.

‘Komaan zeg.’

Vijf, ik wacht.

Zes, ik wacht.

‘Dit klopt niet. Je bent echt gek.’

Zeven, ik wacht.

Ik ben niet gek. Ik wil gewoon wachten. Ik wil beter doen.

‘Beter dan wie of wat?’

Beter. Acht, ik wacht.

Negen, ik wacht.

Tien, ik wacht.

Elf, ik wacht.

LANG, LANG

Hij zegt Ik blijf hier wel even wachten en ik zwaai even met mijn Knack Ik ben een slimme mens hé mevrouw V en ik zal me hier in het zeteltje zetten.

Ik zeg Buiten staat een bankje Dat is misschien beter Veel mensen vinden het daar goed om zitten Het dient er speciaal voor.

Hij zegt Ha ja dat is een goed idee en seg Hoe zit het nu met die keuring?

Ik zucht en zeg Die verhalen zijn veel te lang hé meneer Daar kan ik nu echt niet op ingaan Het is à la Belge dus het duurt en het duurt.

Hij vraagt Dan zal ik maar op dat bankje Dan zal ik u met rust laten en

Ik zeg Ja meneer Dank u Dat is een heel goed idee