VOLLENBAK

De colruyt trekt zich van de oorlogen en doden en daklozen en miserie just niks aan en doet vrolijk voort.
Hij zegt ‘Vollenbak leven’ maar bedoelt in feite en natuurlijk niet dat we vollenbak moeten leven, wel dat we de blauwe collect&go bakken vollenbak moeten vullen en dat we de kofferbak van onze auto vollenbak en met de grootste glimlach vol moeten stoempen en vooral dat we een zo lang en zo hoog mogelijk kasticket moeten krijgen en betalen.
Dat is ‘vollenbak leven’.
Trap er maar in, dat is normaal, want de gekte in de winkels en de winkelstraten en de stapels in de bestelwagens van de pakjesdiensten bevestigen dat i e d e r e e n erin trapt.
Pf.
En de colruyt is niet de enige.
Opsommen wil ik niet, of ja toch, eentje.
Een groot motorrijwielenmerk zegt dat we ten volle van het leven moeten genieten, en dat kan natuurlijk niet zonder hun merk. Vollenbak genieten, absoluut.

En nu ben ik weg, want anders wordt dat hier toch een opsomming en merken-namedropping van jewelste.

Of nee, wacht, ik wil er nog aan toevoegen dat ik voorlopig niet veel zin heb om hier iets te zetten.
Er wachten wel degelijk enkele teksten, maar de moeite om ze rap nog eens na te lezen en ze hier te droppen [plop] is te groot. Te veel gevraagd.
Kader het maar in dat commerciële en marketinggedoe van de colruyt en van dat motorrijwielenmerk en van al die andere. En van de algehele blindheid. Blindheid die overal te zien is. Is dat geen goeie?

Mijn onwil ebt wel weer weg en dan herneem ik.
Fijne feestdagen alvast. Geniet ervan, vollenbak.

TE MENS



Te wit te zwart te bruin te rood te groen

te blauw te geel

te groot te klein te dik te dun te iel

te veel te

veel.

Te vroeg te laat te sterk te zwak te erg

te luid te stil te lief te bruut te zacht te hard te

kwijl.

Te niet te al te slim te mal te zot te dom te

te.

Te fris te warm te heet te vuur te fel

te hel te zon

nabij.

Te nu te dan te traag te rap te veel te veel te

veel.

Te lui te druk

te arm te rijk

te mooi te pop

too bad.

Te blond te ros te grijs te

kort te lang te los te strak te

al.

Te veel te erg

te hang te lig

te spot-

goedkoop te duur

te vol te leeg te door te in te uit

te hier te daar

te heel te veel

te mens te

overal.

(sic, sic en sic, etc)
(deze txt is wsl niet af)

te slecht te goed

IN DECENNIA

Hij mepte met de volle vuist op de tafel, ‘Nu moet het gedaan zijn!’.
Zijn dochter stond op en maakte aanstalten om naar haar kamer te gaan.
Hij brulde voort: ‘Hier blijven gij! Ga mij een pint halen!’
Ze bleef even stokstijf staan, draaide zich langzaam om en zei: ‘Als ge wilt drinken dan zult ge uw pint zelf moeten halen.’

Tien jaar later:
Ze ging er met de kinderen op bezoek. Het waren immers hun grootouders.
‘Ge moest eens weten wat ik allemaal over u weet,’ zei hij uitdagend.
Ze slikte. Riep de kinderen bij zich. ‘Kom schatten, we gaan naar huis, we komen volgende week terug. Geef oma en opa een knuffel.’
‘Ge moest eens weten wat ik allemaal over u weet,’ herhaalde hij. De toon was wat veranderd. Scherper.
Ze slikte weer en knoopte de mantel van een van de kinderen dicht. Misschien zocht ze naar adem? Naar een weerwoord? Ze zei zacht: ‘Gij weet vast veel meer over mij dan ik zelf weet. Kom, kinderen.’
‘Awel ja, trut, bol het maar af,’ snerpte hij.

Tien jaar later:
‘Mevrouw, uw vader heeft zichzelf met een schaar in de pols gesneden. Met opzet. Het is geen diepe wonde. Hij werd naar psychiatrie overgebracht. Na een poging tot zelfdoding is dat standaard, mevrouw. Kunt u hem wat makkelijk zittende kleding wegbrengen?’
De gangen van de instelling waren lang en koud. Ook de afdeling was verre van gezellig. Stille mensen, schuifelende mensen, weinig mensen. Haar vader lag in een verduisterde kamer, hief een arm op toen hij haar zag, zei niks, kon niks zeggen? Ze dropte de kleine reistas op een stoel. Een verpleegster kwam binnen, zei dat de kledij van pas kwam en dat hij nog geen woord had gezegd. Dat hij niet uit bed kon of wou. Dat hij daar gewoon maar lag.

Tien dagen later:
‘Mevrouw, we hebben uw vader naar het UZ laten brengen. Hij heeft een longontsteking. Het gaat niet goed met hem, mevrouw.’

Twee dagen later:
‘Mevrouw, uw vader heeft niet lang meer te leven. Het is beter dat u even komt.’
Ze belde het woonzorgcentrum, dat ze haar moeder zou komen halen, dat ze dringend naar het UZ moesten.

Twee uur later:
Het was druk op de baan.
‘Ge moest eens weten,’ bleef haar moeder mompelen. ‘En gij zat er altijd maar tussen en gij hield u sterk,’ zei ze.
‘Wat zeg je?’ vroeg de dochter.
‘Niks, dat hij op sterven ligt,’ zei de moeder.

Een uur later:
‘Hij is tien minuten geleden overleden, mevrouw.’
Haar moeder knikte, keek naar de dode, haar dode.
Terug in de auto zei ze: ‘Hij is dood. Voor altijd. Hij komt niet meer terug.’